dinsdag 19 april 2016

‘Home’

Sinds twee weken heb ik Carla in de klas. Een uurtje per week, in mijn Atheneum 4 kunstclubje. Carla is grappig, slim, goedlachs, een gangmaker. Ze houdt van uitgaan, haar hond, chillen met haar vrienden. Ze wil graag studeren en later een leuke baan. Tot zover geen schokkend puberprofiel. Maar Carla komt uit Homs, Syrië, en is in oktober samen met haar broer naar Nederland gevlucht. Ja, in zo’n rubber bootje. En nee, haar ouders konden niet mee: te duur, te ingewikkeld. Het is moeilijk dat ze daar nog zijn en ze mist ze. Sinds Carla op de noodopvang in Groningen verblijft, gaat ze naar school. Ze fietst samen met andere pubers uit Syrië, Afghanistan en Eritrea elke dag naar mijn school: de reguliere ISK (Internationale Schakelklas) zit namelijk vol.

Vorige week zijn we in de klas begonnen met ons nieuwe project: ‘Home’. De opdracht is een typische bovenbouw kunstopdracht: onderzoekend, persoonlijk, verbeeldend. ‘Wat is thuis voor jou? Breng dat in beeld en maak dan een sprong: in tijd (naar vroeger of naar de toekomst), in plaats (waar zou je je thuis willen of kunnen voelen). Of allebei: maak een sprong in tijd én plaats.' De souk in Damascus vóór de oorlog of een appartement in New York met een dikke baan. Het kan allemaal.

We zijn net begonnen en we trekken samen op: mijn veertien kunstleerlingen uit Atheneum 4 en Carla en haar klasgenoten. Soms zijn het er veertien, soms zijn het er twintig: soms moeten er mensen naar Ter Apel voor een stempel of een medische keuring, soms is het te mistig om te fietsen. Maar wie er is, is er en doet mee.
De les is in het Nederlands (want dat moeten de ISK-ers leren), in het Engels (want een aantal spreekt dat het beste) en in het Arabisch (want Mohamed, een gevluchte Syrische docent Engels, vertaalt mijn instructie vanuit het Engels in het Arabisch). We hebben kennisgemaakt en aan elkaar verteld wat ‘thuis’ betekent. Dat was voor de meeste leerlingen – ongeacht hun herkomst – behoorlijk vergelijkbaar: ‘my family and my friends’, ‘my music and my guitar’, ‘the love and warmth of my parents’, ‘a place whare I can be myself’, ‘drawing’. We hebben foto’s uitgewisseld van onze huizen, de plekken waar we ons thuis voelen – of voelden. Daar waren de verschillen indrukwekkend: de grote eenpersoonsslaapkamer van de twee-onder-één-kap-woning uit Zuidhorn naast de flat uit Homs die er nu niet meer is. “Hé, wij hadden ook 4 slaapkamers, maar nu zit het leger in ons huis.” En daarnaast dan weer de foto’s van de stapelbedden in de noodopvangkamer waarin twee gezinnen huizen. “We hebben van papier slinger gemaakt toen mijn broertje jarig was. Hij hangt nog want hij is goed gelukt. En dan is er een beetje versiering. Dat is, eh, hoe heet dat ook weer, gezellig.”
Vluchteling Groningen opvang AZC
Zoek de verschillen: links een kamer voor één gezin...

...rechts een kamer voor één puber.
Donderdag gaan we bij Carla en haar medeleerlingen op bezoek: op de fiets naar de noodopvang. Carla noemt het ‘our camp’. We nemen stroopwafels en zelfgebakken koekjes mee. We krijgen thee, een rondleiding en mogen in groepjes op bezoek in de kamers van de families van de ISK-kids. Daarna gaan de vluchtelingenleerlingen mee met de Nederlanders: naar Zuidhorn, Bedum en Beijum. Dat regelen ze zelf. “Ze mogen ook wel komen logeren in de meivakantie, zeiden mijn ouders.”

Ik ben nog nooit zo’n open project aangegaan: ik weet niet waar het naartoe gaat en hoe en wanneer we eindigen. Maar we zijn begonnen en ik vind het spannend en geweldig. En ik weet dat elke stap die we doen pure winst is. Voor mijn veertien Hollandse mentorleerlingen, omdat ze merken dat achter het abstracte idee ‘vluchteling’ een collega-puber schuilgaat met wie ze meer gemeen hebben dan ze voor mogelijk hadden gehouden. Voor Carla en haar ISK-klasgenoten: omdat ze voor het eerst sinds ze in Nederland zijn optrekken met Nederlandse leeftijdgenoten, dingen samen doen en hetzelfde constateren als hun Nederlandse klasgenoten: “Mevrouw, het was een superleuke les en ze zijn heel aardig!”