zaterdag 21 mei 2016

Tijd

Een poosje geleden was ik op reis. Alleen. Zonder gezin. Heel ver weg, in een totaal andere wereld. (Met Egypt Air en ja, dat ging toen allemaal wél goed.) Geen programma, geen verplichtingen, geen verwachtingen. Niemand die iets van me wilde of iets van me vroeg, geen verantwoordelijkheid die ik droeg of voelde. Ik kon me voor het eerst sinds heel lang geleden totaal open stellen voor wat zich aandiende, wie ik ontmoette, wat ik ervoer en voelde. Het was fantastisch.


Tijd was mijn vriend.

En dat werd wel weer eens tijd, want meestal leef ik op zeer gespannen voet met dat fenomeen. Het leverde prachtige momenten, waardevolle ervaringen en bijzondere contacten op. Inspiratie, energie. Grote ideeën met weidse vergezichten. En dat terwijl de locatie waar ik me bevond (Alexandrië) tamelijk chaotisch, gespannen en best problematisch is.

Nu zit ik tot over mijn oren in het werk. Overstelpende stapels nakijkwerk: dossiers, examens, werkstukken, verslagen, toetsen. Achterstallig werk en vooruitblikken; stukken en brieven die geschreven moeten worden. Over volgend jaar, wijzigingen in het programma, personele bezetting waar iets mee is. Ik klaag niet, het hoort erbij en je weet in het onderwijs dat mei een rare maand is. Je denkt dat je er bent, maar het ergste komt nog: er zijn nog negen weken te gaan. Tijd hijgt in ieders nek. Voor sommige dingen die je je had voorgenomen dit jaar is het al te laat.

Dat geldt voor docenten, maar voor leerlingen net zo goed.
Ik zit ze achter de broek. Ik maan mijn mentorleerlingen lijstjes te maken met in te halen toetsen, achterstanden, overzichten van de voldoendes en onvoldoendes, deze te vergelijken met de overgangsnormen, een plan van aanpak te bedenken, prioriteiten te stellen, te focussen. Ik spreek met hen en hun ouders, hun docenten, de teamleider. ‘Wil je eigenlijk wel over? Dan weet je dat het nu erop of eronder is.’ Allemaal tijdgebonden, druk-verhogende aanbevelingen en teksten waar ik zelf ook nogal onder te lijden heb. Ik vind dat ik dat moet doen. Dat hoort bij mijn werk.
Maar vanochtend (te laat naar bed, dus te vroeg wakker) bedacht ik me ineens: ‘Is dat wel zo? Bedien ik mijn mentorleerlingen én mijzelf wel het best met mijn urgentie-lijstjes? Of moet ik veel meer zorgen voor een vriendschappelijke omgang met tijd?’
Ik realiseerde me natuurlijk net zo goed dat tijd voor sommige leerlingen al veel te lang een grote, goedmoedige vriend is – die misschien niet erg betrouwbaar is. ‘Maar mevrouw, dat komt heus wel goed. Vorig jaar rond deze tijd stond ik er veel slechter voor.’ Of dat dit jaar weer zo uitpakt is nog even de vraag, denk ik vervolgens als betrokken mentor.

Eerlijk gezegd: ik weet het niet precies. Ik weet wel dat de gedachte op zich vanochtend bevrijdend werkte – voor mij. Vandaag heb ik opeens tijd. Wie ik van mijn leerlingen een nieuwe vriend aanbeveel – ik laat het nog even bezinken.

(Eigenlijk best mooi verwoord door Rufus Wainwright - al hangt het wel erg tegen de kitsch aan.)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten